Veerse Meer

6 - 9 augustus

Veere vanaf de Schutteplaat. Na ruim een week in Middelburg gelegen te hebben gaan we verder richting Veerse Meer. Eerst nog even diesel tanken bij het winkelschip van Jos Boone in Middelburg, en dan naar de sluizen bij Veere. Bij Veere is zoals meestal alleen de kleine sluis in gebruik. We gaan in eerste instantie voor anker bij de Mosselplaat, maar het anker wil niet echt houden. In tweede instantie gaan we naar een steiger bij de Schutteplaat. Het waait aardig door en het is koud. Om 8 uur 's avonds zien we nog wat zon, bij een wind van dan 25 knopen.

Dinsdag komen mijn zus en zwager op bezoek. We zitten eerst even in de kuip, maar ook uit de wind is het te koud. Gelukkig kunnen we ook naar binnen. In de loop van de dag wordt de wind wel minder. Ook woensdag begint koud. We liggen dan weer voor anker, met de bedoeling om mosselen te plukken van een van de steigers. Dat gaat heel makkelijk, ik heb zo een emmer vol. Het is een koud werkje, maar als de mosselen schoon zijn, zien ze er heel mooi uit. Sommige schelpen zijn heel groot, tot wel 8 cm. Dat zie je nooit bij de verpakkingen uit de winkel.

Veerse Meer mosselen. Aan het einde van de middag klaart het wat op. Er staat niet veel wind, maar genoeg en uit de goede richting om richting Zandkreeksluis te kunnen varen. We zeilen dan naar de Schelphoekplaat bij Wolphaartsdijk, waar we voor anker gaan. 's Avonds eten we de mosselen. Het zijn de mooiste mosselen die we ooit gehad hebben. De smaak is uitstekend en ze zijn heel groot. Ook de grote zijn lekker.

Oosterschelde

9 - 12 augustus

Bruinvis bij de Roggenplaat. Donderdag gaan we naar Burghsluis. Inmiddels is het mooi weer geworden, zonnig met een zwakke wind. Als we tegen elf uur uit de Zandkreeksluis varen is er nog niet genoeg wind om direct te zeilen, maar eenmaal op de Oosterschelde kunnen we zeilen. Hard gaat het niet, maar vooral dank zijn de ebstroom zijn we na anderhalf uur bij de Zeelandbrug. Met een beetje hulp van de motor voor de laatste mijl kunnen we mee met de opening van 12:10. Vandaar kunnen we verder op het zeil naar Burghsluis. De wind is variabel van richting, maar wind en stroom brengen ons tot Burghsluis, kruisend langs de Roggenplaat. In de geul langs de Roggenplaat zien we bruinvissen, een kleine dolfijnensoort. Een groepje van drie vissen passeert de boot, maar helaas wil er maar eentje op de foto.

Vrijdagochtend boodschappen doen in Burgh, Burghsluis bestaat uit maar een paar huizen. Burgh is een leuk klein plaatsje, dat 's zomers heel veel meer inwoners heeft dan 's winters. We drinken een kopje koffie in de zon, en gaan daarna naar de AH, samen met alle andere vakantiegasten. Na de boodschappen gaan we bij Sam Uil gerookte paling halen. We gaan weg met paling, een gerookte zeebaars en diepgevroren scholletjes.

Plompetoren. Het is zonnig en weer vrijwel windstil. We varen de haven uit, en hijsen de zeilen. Er is bijna genoeg wind om stil te kunnen liggen tegen de stroom in. Normaal niet wat je wilt, maar nu heel geschikt voor een lunch met stokbrood en gerookte paling. We drijven ruim een half uur voor de Plompetoren. Uiteindelijk valt de wind helemaal weg en zetten we motor aan.

Zeehonden in de Westerschelde. We besluiten niet veel verder te gaan, en ankeren ten oosten van Roggenplaat. Dat is het enige stukje waar je mag ankeren naast de plaat, en waar je zelfs de kant op mag. Opvallend op de plaat is een hoge rand met schelpen, die zelfs bij hoog water boven water uit steekt. Als we er 's middags aankomen liggen er een stuk of tien boten, maar we overnachten er met slechts één andere boot. Vrijwel iedereen zoekt toch een haven op.

Zaterdagochtend valt ons op hoe druk is met boten van en naar Burghsluis. Het is een leuke bestemming, maar ook een 'doodlopende weg'; je mag de Roggenplaat niet rondvaren omdat aan de oostkant vroeger een groep zeehonden lag. De zeehonden zijn al jaren weg, maar de geul is nog steeds afgesloten. Ambtelijke molens draaien langszaam.

Betonhaven op Neeltje Jans. Na de lunch gaan we met de stroom en oostenwind mee naar Neeltje Jans. Neeltje Jans is het grootste werkeiland van de Oosterscheldekering. De drie oude werkhavens hebben nu nieuwe functies gekregen. Wij ankeren in de betonhaven, die voor de toeristen is. Een andere haven is nu een mosselkwekerij, en de derde is deel van het informatie/recreatiepark. De betonhaven is verrassend druk: er liggen zo'n 30 boten voor anker. Het is een grote baai, er is ruimte genoeg, maar wij hebben nooit zoveel boten voor anker gezien op een één locatie. Er is ook een steiger waar je tegen betaling (1 euro per meter per nacht) kunt liggen. Ook daar liggen nog zo'n 20 boten aan, deels drie rijen dik.

Zondagochtend vertrekken we vroeg richting Westerschelde. Om met de vloedstroom mee naar Wemeldinge te kunnen, gaan we om half acht weg. De oostenwind is mooi, zo'n 14 knopen. We moeten wel kruisen, maar de hulp van de vloedstroom valt het aantal slagen mee. We zijn al om 9:40 bij de Oosterschelde brug, en rond twaalf uur bij Wemeldinge. Het laatste stukje ging niet meer zo snel, de wind neemt steeds af en de stroom ook.

Het Kanaal door Zuid-Beveland doen we op de motor, met de Postbrug en de Vlakebrug. Hoewel deze bruggen vaste openingstijden hebben, staan deze niet in de gidsjes. Iedere recreant vraagt er dus naar de op de marifoon. Dat is onduidelijk, en kost veel tijd van de marifoon operators. Het helpt ook niet dat ze voor de Vlakeburg melden 'we vragen de opening aan bij de spoorwegen', in plaats van gewoon de tijd te geven. Hoe dan ook, wij roepen bruggen en sluis dus ook op. We hoeven niet lang te wachten, na ruim een uur hebben we bruggen en sluis achter de rug. In het kanaal komen we de Ruud van der Zee van sail-it tegen, de instructeur die ons de beginselen van het zeezeilen heeft bijgebracht. Hij kwam net terug van de tocht met een flottielje dat naar de kanaaleilanden was geweest.

Eenmaal uit het kanaal gaan we voor anker bij de Brouwerplaat, op de Westerschelde voor Hoedekenskerke.

Westerschelde

12 - 20 augustus

De Westerschelde wordt niet echt gepromoot als vaargebied. De enige grote jachthaven is Breskens, in de monding. Toch vinden wij het een heel aantrekkelijk gebied. Economisch gezien is de Westerschelde vooral het toegangskanaal naar de haven van Antwerpen. Daar is het hele gebied op ingericht: een geul die op diepte wordt gehouden voor de zeeschepen, voorrangsregels in de geul en natuurgebieden 'ter compensatie'. In tegenstelling tot de Oosterschelde is er geen mosselcultuur. Ook kun je vrijwel alle zandplaten betreden. Hoewel het wel allemaal natuurgebied is, zijn de regels wat veelal losser. Niet overal overigens: Saeftinghe (bij Antwerpen) en de Bol (bij Breskens) zijn wel afgesloten.

Zeehonden in de Westerschelde. Ons favoriete plekje is het geultje bij de Brouwerplaat. Je ligt daar vrijwel altijd beschut, alleen met een oostenwind bij hoogwater is er golfslag. Op de zandbanken bij de geul ligt vaak een groep van zo'n 50 zeehonden te zonnen. Op twee kilometer afstand zie je de zeeschepen langskomen. Sommige containerschepen zijn ruim 300 meter lang, dat is ook op 2 kilometer afstand nog groot.

Maandag pikken we mijn zus en zwager op in de voorhaven van Hansweert voor een dagje Westerschelde. Ze kennen het gebied nog uit hun studietijd en zijn benieuwd hoe het nu is. We varen in eerste instantie naar de Schaar van Waarde. Mijn zus spot al direct een bruinvis. Het valt hen op dat de platen van Valkenisse helemaal begroeid zijn. Dat was indertijd niet zo. Als we de Schaaar van Valkenisse uitvaren naar de hoofdgeul valt op hoe diep het is (6 meter halftij), en ook hoeveel de geul zich heeft verplaatst. Meestal kunnen we wel varen op de electronische kaart van vorig jaar, maar hier is de laatste 1800 kaart echt nodig. Dan nog lijkt de geul een stuk dieper dan op de kaart van april. Het is niet voor niks dat recente kaarten verplicht zijn op de Westerschelde.

Aan het einde van de middag ankeren we weer bij de Brouwerplaat. Het is een mooie rustige avond. We gaan nog even de zandplaten op.

Zeehonden in de Westerschelde. De volgende ochtend laten we ons in het rubberbootje door de geul drijven. Voor we het weten worden we omringd door de groep zeehonden, die nieuwsgierig van alle kanten om ons bootje heen zwemmen. Het is een bijzondere ervaring. Ze zijn het ook snel weer beu, en gaan aan de visvangst. Het moet niet moeilijk zijn voor ze om aan eten te komen, want zodra er maar ergens een beetje zandplaat droogvalt, ligt dat stukje vol met zeehonden. Veel meer dan 5 uur vissen per tij (van 12 uur) doen ze niet.

's Middags zetten we ons bezoek weer af in Hansweert.

De volgende dag zeilen we naar Antwerpen, tegen de zuidoostenwind in, maar met de stroom mee. We vertrekken met laag water om half negen. De windrichting is op de Schelde nog wel te doen, we moeten wel wat kruisen, maar komen op het zeil tot bij Doel. Daar wordt het te druk om tegen de wind in de Schelde op te kruisen en starten we de motor.

Kattendijksluis in Antwerpen. In Antwerpen is de situatie met de sluizen veranderd: de Kattendijksluis is gerestaureerd, en is nu de aanbevolen sluis voor de pleziervaart, in plaats van de Royersluis. Maar de Kattendijkslius schut alleen van 3 uur voor tot 3 uur na HW, en dan nog slechts als het water niet hoger is dan 4.60 meter. Een beetje halfslachtige oplossing dus. Op andere momenten moet je met de Royersluis mee, als er plaats is voor plezierjachten.

Als we de sluis om 1:30 uur oproepen zijn we nog net op tijd om mee te mogen; even na twee uur varen we de sluis in. Het is een hele grote brede kom, meer een dok dan een sluis eigenlijk. Als we aangemeerd zijn (eigenlijk moet je aan bakboord aanmeren), komt de sluismeester een praatje maken. De sluis blijkt hersteld vanwege de Lange Wapper, de geplande brug/weg over dit gebied, die de Royersluis onbruikbaar zou maken voor zeiljachten. De Lange Wapper komt er niet, maar de restauratie is wel doorgezet.

De Kattendijksluis neemt wel de tijd, ze doen een schutting per uur, conform de openingen van de Londenbrug naar de jachthaven. Het voordeel is wel dat je gewoon in de sluis kunt wachten tot de brugopening. Het marifoon kanaal van de sluis is overigens 69, niet 13 zoals de ANWB gids vermeldt. De Kattendijksluis eist geen FD nummer, maar dat nummer moet je nog wel melden zodra je de sluis verlaat. De havendienst (kanaal 20) controleert dan de gegevens. Het FD nummer is ook nodig voor de jachthaven, het Willemdok.

In het Willemdok weigert onze GPS dienst. Zou er een defect zijn? Hij blijft hangen op 'acquiring'. We hebben dat al eerder gehad in Antwerpen, iets in deze haven verstoort onze GPS ontvangst. Als we na vertrek weer op de Schelde zijn, werkt de GPS ook weer. Wonderlijk.

In Antwerpen is de Rubensmarkt, een markt in een groot deel van het oude centrum waar alle marktkooplui verkleed zijn volgens de tijd van Rubens. Vrijwel iedereen heeft er werk van gemaakt om er mooi uit te zien, het is wel leuk eigenlijk. In een aantal kramen zien we prijzen voor het mooiste kraam of de mooiste kleding. We eten wat in een klein restaurant 't Hofke, een klein restaurant in een zijstraatje, lekker eten. Na het eten lopen we nog langs kraampjes om wat fruit en lekkere worstjes te kopen. Als we aardbeien willen kopen is de prijs gezakt tot 3 euro voor 3 bakjes. Dat doen we dan maar. De volgende dag zien we waarom. De oplossing: jam koken. We hebben drie potjes jam, een pond aardeien om zo op brood te eten.

Antwerpen. Vrijdagochtend doen we boodschappen. Gilbert gaat nog een rondje fietsen in het oude havengebied. Het Willemdok is een haven van Napoleon, en de haven van Antwerpen is vanaf het Willemdok de afgelopen 200 jaar richting zee gegroeid. Het Kattendijkdok en veel van de bruggen in het gebied zijn uit de jaren net na 1900. De bruggen worden niet als monumenten gepromoot, maar de havenkranen wel. Aan de Schelde staat een rij van 11 oude kranen, waarvan er inmiddels 4 zijn gerenoveerd. Ze moeten de basis gaan vormen van een nieuwe expositie van het MAS.

Vrijdagmiddag is het om 5 uur hoogwater, maar omdat we dicht tegen het springtij aanzitten, moeten we al om 2 uur in de Kattendijksluis zijn. We schutten met een groot zeil-party-jacht dat een half uur nodig heeft om vast te leggen in de sluis. Als we om 3 uur de Schelde opvaren hebben we nog twee tot drie knopen stroom tegen. Ondanks de sterke stroom gaan we toch zeilen; we hebben de tijd, en met 10 knopen zuidenwind moet het wel lukken. Afhankelijk van de koers en windvang varieert onze snelheid over de grond tussen de 1 en 4 knopen, maar we komen vooruit!

Zeeschepen op de Westerschelde. Uiteindelijk krijgen we ook weer stroom mee, en op de Westerschelde lopen we stukjes 8 tot 9 knopen over de grond. De wind staat gunstig voor onze koers: we moeten een paar keer gijpen, slechts één slag kruisen, maar het grootste stuk is min of meer halve wind. Zo af en toe worden we ingehaald door containerschepen en andere zeeschepen.

Om half negen liggen we weer voor anker bij de Brouwerplaat, onze vaste stek deze vakantie. De zeehonden zijn er ook weer. Het weekend is heel warm. Zaterdag probeert Gilbert de vishengel, maar de vangst blijft beperkt tot een kleine krab. Toch moet er veel vis zitten in de geul. Zeehonden leven vooral van platvis, en als er een groep van 50 zeehonden is, moet er ook veel vis zijn. Zondag vertrekken we richting Terneuzen. Voor de nacht wordt stevig onweer voorspeld, en een terugkeer van de zuidwesten wind. Onderweg naar Terneuzen -- maar een klein eindje -- komen we nog even in een flinke bui, maar verder blijft het rustig, ook 's avonds.

Stroom en wind tegen op de Westerschelde. Ons plan was om richting Blankenberge te gaan, maar heel makkelijk wordt dat niet. We vertrekken met de stroom mee om 8 uur over de Westerschelde, kruisend richting Vlissingen. Dat gaat goed, we kunnen de kruisen zonder de grote vaart in de weg te zitten. Eenmaal voorbij Vlissingen moeten we pal tegen de wind in. Met stroom tegen wordt dat niks, dus zetten we de motor aan. Het plaatje op de plotter laat zien dat zeilen geen zin meer heeft. Zelfs met motor aan valt het nog niet mee: voor de haven van Zeebrugge staat 4 knopen stroom tegen! We hadden dus beter met een ruim boog om de haven kunnen varen. Het is 17:00 als we aanmeren in Blankerberge, 9 uur gevaren over 32 mijl...

Blankenberge en Walcheren

20 - 27 augustus

Ons plan was om nog een weekje richting Frankrijk te gaan, maar de voorspelling is een constante zuidwesten wind, met storm in het weekend. We besluiten dus in Blankenberge te blijven, en daarna naar Vlissingen te gaan.

Uitkerkse Polder. In Blankenberge blijkt het best mooi weer te zijn. Dinsdag fietsen we een rondje van Blankenberge langs de kust naar Wenduine, en daarna via de Uitkerkse polder terug. De polder is een oud cultuurlandschap, waarin nog veel kreken en kreekruggen te zien zijn. Hoewel, misschien is een deel van wat we zien wel opnieuw aangelegd: als we een kijkje nemen in een vogelhut zien we een groot bord waarin trots het herstel van de polder in de oude toestand wordt beschreven. Hoe dan ook, het geeft een beeld hoe polders er vroeger uitzagen - in Vlaanderen en in Zeeland.

Woensdag varen we 'terug' richting Vlissingen. De haven van Vlissingen is meestal vol, dus we hebben vooraf gereserveerd. Dat kan. Nu is tocht makkelijk: 15 knopen wind in de rug, stroom al snel mee. We beginnen met alleen de genua, maar dat is wel erg ondertuigd. Als we voorbij Zeebrugge zijn hebben we wind helemaal in de rug, we kunnen dan met genua en kotterfok varen. We krijgen steeds meer stroom mee, uiteindelijk zo'n 3 knopen als we bij Vlissingen zijn. Dat maaat het invaren van de haven speciaal: je moet onder een hoek van 45 graden de pieren invaren. Eenmaal binnen de pieren zie je het voetgangersbruggetje van de jachthaven. De havenmeester opent de brug zodra er een jacht komt.

Walcherse Duinen. Donderdag is het weer mooi weer, het valt eigenlijk de hele week mee. We pakken de fietsjes voor een klein rondje Walcheren: langs de duinen naar Zoutelande, naar Meliskerke even buurten bij een oom en tante die in het huis van mij opa wonen, en daarna via de binnenwegen terug naar de jachthaven. We eten op een terrasje bij de haven.

Statenjacht. Vrijdag is de eerste dag van Vlissingen Maritiem. We gaan naar de aankomst van de oude vloot, een bonte verzameling van oude boten. Vooral oude sleepboten en tjalk-achtige zeilboten, maar ook een replica van een oud Statenjacht. Ik dacht in eerste instantie dat het ging om een fantasievolle kleine versie van een oud oorlogschip, maar het is een replica van een scheepstype dat tussen 1590 (Prins Maurits) en 1800 werd gebruikt door hoogwaardigheidsbekleders om te reizen.

Ook opvallend is de oude scheepskraan van de Schelde werf die is gerestaureerd. Wellicht een begin van het verder opknappen van de oude Schelde dokken? Verder is vooral een gezellige chaos, met veel boten en mensen, braderie en terrasjes.

Kustvaarder in het kanaal door Walcheren. 's Middags varen we verder richting Middelburg, een sluis en 5 bruggen. Als we even voor drie uur bij de sluis aankomen liggen er al vijf jachten te wachten. Bovendien komt een kustvaarder de veerhaven binnenvaren. Eerst wordt de kustvaarder in de grote sluis gelegd, en dan gaat de kleine sluis open voor de zeiljachten: met zes boten past dat precies. De kustvaarder moet wachten op een loods, en dat doet hij in de sluis (!). Wij wachten voor de eerste brug, die maar twee keer per uur opengaat. Na een klein halfuur horen we op marifoon dat de brug om 5 voor vier opengaat voor de coaster, en dat wij (daarvoor) mee mogen. De rest van het kanaal gaat dan relatief snel, we zijn om 5 uur door de Stationsbrug in Middelburg.

VOC pakhuizen in Middelburg. De jachthaven van Middelburg ligt ook grotendeels achter bruggen, we halen net de brug van 17:15 voor onze ligplaats aan de Rouaansekaai. De Rouaansekaai is een van de oude kades uit de gloriedagen van Middelburg, rond 1600. Middelburg bezat 25% van de aandelen van de VOC, en bij het Balkengat (nu een onderdeel van de jachthaven) lagen VOC werven waar honderden schepen zijn gebouwd. Het verenigingsgebouw van de jachthaven is gevestigd in een voormalig VOC pakhuis.

Voor het weekend wordt storm en regen voorspeld, maar dat valt allemaal mee. De meeste regen valt 's avonds en 's nachts. Zaterdag zijn we toerist in Middelburg. Op de markt kopen we zeekraal, Elly wil dat nu ook wel eens zelf klaarmaken. Het blijkt heel stevig eten: een ons per persoon is zat. Middelburg heeft met De Drvkkerij aan de markt een hele grote en mooie boekhandel. Gek dat de Donner in Rotterdam het moeilijk heeft, terwijl in het veel kleinere Middelburg zo'n grote zaak kan bloeien. Gilbert koopt een paar Zeeland boeken voor de verzameling.

Middelburg tot Stellendam

27 - 31 augustus

Maandagochtend vertrekken we uit Middelburg naar het Veerse Meer. Een klein stukje varen door het Kanaal door Walcheren, door de sluis bij Veere en dan ben je er al. We hoeven niet lang te wachten bij de sluis en na ruim een uur liggen voor anker bij de Schutteplaat, met als doel om nog een maaltje mosselen te plukken. En misschien wat bramen?

Met het bijbootje naar de aanlegsteiger gevaren, gewapend met een grote emmer voor de mosselen en een paar kleintjes voor de bramen. Gek genoeg zijn er nog heel weinig bramen rijp, op het hele eiland kom ik niet verder dan een pond. Struiken genoeg, maar er is nog heel weinig rijp. De mosselen gaat makkelijker, op de palen van de steiger groeien er heel veel.

Het verzamelen kost maar een uurtje, maar de rest van de middag gaat heen met het schoonmaken van de mosselen en het koken van bramenjam (ik had zondag ook een pondje geplukt bij Middelburg). Aan het einde van de middag is alles weer opgeruimd, en varen we naar onze ankerplaats bij Wolphaartsdijk. Het eerste stuk tot de Oranjeplaat doen we op de motor, pal tegen 8 knopen (=weinig) wind in. Op het zeil duurt dat eindeloos. De rest kan op het zeil, het is rustig drijven. 's Avonds eten we de mosselen, ze zijn weer net zo lekker, en groot, als de vorige keer. Opvallend is dat bijna elke mossel zijn hele schelp vult. We zijn bang dat mosselen-uit-de-winkel voortaan elke keer zullen tegenvallen.

's Nachts word ik om half twee wakker omdat de boot een beetje raar beweegt. Hij ligt scheef, de vlag waait niet recht naar achter. Het waait heel hard, er komt een bui over met windkracht 5 a 6, en de boot is van het anker gedreven. Gisteravond had ik de boot op een kort stukje ankerketting gelegd, met het idee dat er niks kon gebeuren tussen de eilandjes. Fout gedacht dus, in de bui was de wind uit een andere hoek komen waaien, en was de boot gaan draaien. Daar hadden we niet genoeg ketting voor, we waren tegen de ondiepte gedreven. Gelukkig kunnen we in zo'n geval het zwaard opdraaien, de motor starten en opnieuw ankeren. Dat laatste moest wel op de GPS, het zicht was ongeveer nul in de bui. Maar toen de bui na een kwartier weer over was lagen we keurig midden in het baaitje, op een langer stuk ketting. Echt vast geslapen heb ik niet meer de rest van de nacht.

Bij de beroepsvaart in de Volkeraksluis. Dinsdag gaan we verder richting Hollands Diep, drie sluizen verder. De eerste sluis is de Zandkreeksluis van het Veerse Meer naar de Oosterschelde. We komen daar met nog een andere boot, en we krijgen direct een schutting. Om tien uur hijsen we het zeil achter de sluis, en varen we rustig door de Zandkreek naar de Oosterschelde, en vandaar verder richting Krammersluizen. We zijn daar drie uur later. Omdat we 21 meter hoog zijn moeten we door de sluizen voor de beroepsvaart. Bij de sluis moeten we uur wachten en dan een uur schutten; om drie uur zijn we op het Volkerak. Ook daar hebben we een nette rugwind. We mogen pas na de avondspits door de Volkeraksluizen, dus we laten ons rustig op de genua naar de sluizen drijven.

Als we er om 5 uur aankomen krijgen we een schut-tijd van 7 uur 's avonds. Terwijl we aan wachtsteiger liggen kookt Elly. Inderdaad kunnen we net voor 7 uur de sluis in. Een klein uur later liggen we voor anker bij het Noord Hellegat, ofwel onder het verkeersplan bij de Haringvlietbrug. Desondanks is het wel een mooi plekje. Het is er druk, dat zijn we deze vakantie niet zo gewend.

Statenjacht op het Veerse Meer. Woensdagochtend doen we de laatste etappe van Hollands Diep tot Stellendam. Het lijkt een heel rustig tochtje te worden, maar naarmate we de kust naderen neemt de wind toe. Uiteindelijk varen we het laatste stukje met een rif in het grootzeil. Vlak voor de haven liggen we nog even aan een boei, om het vakantiegevoel nog te rekken, en ook om nog een rondje met het bijbootje te varen op zoet water, zodat het zout uit het koelcircuit is. Als we er even liggen wordt het zonnig en rustig, nog een lekker toetje. Het statenjacht dat we in Vlissingen hebben gezien vaart ook een rondje Haringvliet. 's Avonds is het echt voorbij en varen we onze haven in. Rest ons het opruimen en schoonmaken.