De Westerschelde wordt niet echt gepromoot als vaargebied. De enige grote jachthaven is Breskens, in de monding. Toch vinden wij het een heel aantrekkelijk gebied. Economisch gezien is de Westerschelde vooral het toegangskanaal naar de haven van Antwerpen. Daar is het hele gebied op ingericht: een geul die op diepte wordt gehouden voor de zeeschepen, voorrangsregels in de geul en natuurgebieden 'ter compensatie'. In tegenstelling tot de Oosterschelde is er geen mosselcultuur. Ook kun je vrijwel alle zandplaten betreden. Hoewel het wel allemaal natuurgebied is, zijn de regels wat veelal losser. Niet overal overigens: Saeftinghe (bij Antwerpen) en de Bol (bij Breskens) zijn wel afgesloten.
Ons favoriete plekje is het geultje bij de Brouwerplaat. Je ligt daar vrijwel altijd beschut, alleen met een oostenwind bij hoogwater is er golfslag. Op de zandbanken bij de geul ligt vaak een groep van zo'n 50 zeehonden te zonnen. Op twee kilometer afstand zie je de zeeschepen langskomen. Sommige containerschepen zijn ruim 300 meter lang, dat is ook op 2 kilometer afstand nog groot.
Maandag pikken we mijn zus en zwager op in de voorhaven van Hansweert voor een dagje Westerschelde. Ze kennen het gebied nog uit hun studietijd en zijn benieuwd hoe het nu is. We varen in eerste instantie naar de Schaar van Waarde. Mijn zus spot al direct een bruinvis. Het valt hen op dat de platen van Valkenisse helemaal begroeid zijn. Dat was indertijd niet zo. Als we de Schaaar van Valkenisse uitvaren naar de hoofdgeul valt op hoe diep het is (6 meter halftij), en ook hoeveel de geul zich heeft verplaatst. Meestal kunnen we wel varen op de electronische kaart van vorig jaar, maar hier is de laatste 1800 kaart echt nodig. Dan nog lijkt de geul een stuk dieper dan op de kaart van april. Het is niet voor niks dat recente kaarten verplicht zijn op de Westerschelde.
Aan het einde van de middag ankeren we weer bij de Brouwerplaat. Het is een mooie rustige avond. We gaan nog even de zandplaten op.
De volgende ochtend laten we ons in het rubberbootje door de geul drijven. Voor we het weten worden we omringd door de groep zeehonden, die nieuwsgierig van alle kanten om ons bootje heen zwemmen. Het is een bijzondere ervaring. Ze zijn het ook snel weer beu, en gaan aan de visvangst. Het moet niet moeilijk zijn voor ze om aan eten te komen, want zodra er maar ergens een beetje zandplaat droogvalt, ligt dat stukje vol met zeehonden. Veel meer dan 5 uur vissen per tij (van 12 uur) doen ze niet.
's Middags zetten we ons bezoek weer af in Hansweert.
De volgende dag zeilen we naar Antwerpen, tegen de zuidoostenwind in, maar met de stroom mee. We vertrekken met laag water om half negen. De windrichting is op de Schelde nog wel te doen, we moeten wel wat kruisen, maar komen op het zeil tot bij Doel. Daar wordt het te druk om tegen de wind in de Schelde op te kruisen en starten we de motor.
In Antwerpen is de situatie met de sluizen veranderd: de Kattendijksluis is gerestaureerd, en is nu de aanbevolen sluis voor de pleziervaart, in plaats van de Royersluis. Maar de Kattendijkslius schut alleen van 3 uur voor tot 3 uur na HW, en dan nog slechts als het water niet hoger is dan 4.60 meter. Een beetje halfslachtige oplossing dus. Op andere momenten moet je met de Royersluis mee, als er plaats is voor plezierjachten.
Als we de sluis om 1:30 uur oproepen zijn we nog net op tijd om mee te mogen; even na twee uur varen we de sluis in. Het is een hele grote brede kom, meer een dok dan een sluis eigenlijk. Als we aangemeerd zijn (eigenlijk moet je aan bakboord aanmeren), komt de sluismeester een praatje maken. De sluis blijkt hersteld vanwege de Lange Wapper, de geplande brug/weg over dit gebied, die de Royersluis onbruikbaar zou maken voor zeiljachten. De Lange Wapper komt er niet, maar de restauratie is wel doorgezet.
De Kattendijksluis neemt wel de tijd, ze doen een schutting per uur, conform de openingen van de Londenbrug naar de jachthaven. Het voordeel is wel dat je gewoon in de sluis kunt wachten tot de brugopening. Het marifoon kanaal van de sluis is overigens 69, niet 13 zoals de ANWB gids vermeldt. De Kattendijksluis eist geen FD nummer, maar dat nummer moet je nog wel melden zodra je de sluis verlaat. De havendienst (kanaal 20) controleert dan de gegevens. Het FD nummer is ook nodig voor de jachthaven, het Willemdok.
In het Willemdok weigert onze GPS dienst. Zou er een defect zijn? Hij blijft hangen op 'acquiring'. We hebben dat al eerder gehad in Antwerpen, iets in deze haven verstoort onze GPS ontvangst. Als we na vertrek weer op de Schelde zijn, werkt de GPS ook weer. Wonderlijk.
In Antwerpen is de Rubensmarkt, een markt in een groot deel van het oude centrum waar alle marktkooplui verkleed zijn volgens de tijd van Rubens. Vrijwel iedereen heeft er werk van gemaakt om er mooi uit te zien, het is wel leuk eigenlijk. In een aantal kramen zien we prijzen voor het mooiste kraam of de mooiste kleding. We eten wat in een klein restaurant 't Hofke, een klein restaurant in een zijstraatje, lekker eten. Na het eten lopen we nog langs kraampjes om wat fruit en lekkere worstjes te kopen. Als we aardbeien willen kopen is de prijs gezakt tot 3 euro voor 3 bakjes. Dat doen we dan maar. De volgende dag zien we waarom. De oplossing: jam koken. We hebben drie potjes jam, een pond aardeien om zo op brood te eten.
Vrijdagochtend doen we boodschappen. Gilbert gaat nog een rondje fietsen in het oude havengebied. Het Willemdok is een haven van Napoleon, en de haven van Antwerpen is vanaf het Willemdok de afgelopen 200 jaar richting zee gegroeid. Het Kattendijkdok en veel van de bruggen in het gebied zijn uit de jaren net na 1900. De bruggen worden niet als monumenten gepromoot, maar de havenkranen wel. Aan de Schelde staat een rij van 11 oude kranen, waarvan er inmiddels 4 zijn gerenoveerd. Ze moeten de basis gaan vormen van een nieuwe expositie van het MAS.
Vrijdagmiddag is het om 5 uur hoogwater, maar omdat we dicht tegen het springtij aanzitten, moeten we al om 2 uur in de Kattendijksluis zijn. We schutten met een groot zeil-party-jacht dat een half uur nodig heeft om vast te leggen in de sluis. Als we om 3 uur de Schelde opvaren hebben we nog twee tot drie knopen stroom tegen.
Ondanks de sterke stroom gaan we toch zeilen; we hebben de tijd, en met 10 knopen zuidenwind moet het wel lukken. Afhankelijk van de koers en windvang varieert onze snelheid over de grond tussen de 1 en 4 knopen, maar we komen vooruit!
Uiteindelijk krijgen we ook weer stroom mee, en op de Westerschelde lopen we stukjes 8 tot 9 knopen over de grond. De wind staat gunstig voor onze koers: we moeten een paar keer gijpen, slechts één slag kruisen, maar het grootste stuk is min of meer halve wind. Zo af en toe worden we ingehaald door containerschepen en andere zeeschepen.
Om half negen liggen we weer voor anker bij de Brouwerplaat, onze vaste stek deze vakantie. De zeehonden zijn er ook weer.
Het weekend is heel warm. Zaterdag probeert Gilbert de vishengel, maar de vangst blijft beperkt tot een kleine krab. Toch moet er veel vis zitten in de geul. Zeehonden leven vooral van platvis, en als er een groep van 50 zeehonden is, moet er ook veel vis zijn.
Zondag vertrekken we richting Terneuzen. Voor de nacht wordt stevig onweer voorspeld, en een terugkeer van de zuidwesten wind. Onderweg naar Terneuzen -- maar een klein eindje -- komen we nog even in een flinke bui, maar verder blijft het rustig, ook 's avonds.
Ons plan was om richting Blankenberge te gaan, maar heel makkelijk wordt dat niet. We vertrekken met de stroom mee om 8 uur over de Westerschelde, kruisend richting Vlissingen. Dat gaat goed, we kunnen de kruisen zonder de grote vaart in de weg te zitten. Eenmaal voorbij Vlissingen moeten we pal tegen de wind in. Met stroom tegen wordt dat niks, dus zetten we de motor aan. Het plaatje op de plotter laat zien dat zeilen geen zin meer heeft. Zelfs met motor aan valt het nog niet mee: voor de haven van Zeebrugge staat 4 knopen stroom tegen! We hadden dus beter met een ruim boog om de haven kunnen varen. Het is 17:00 als we aanmeren in Blankerberge, 9 uur gevaren over 32 mijl...